HET EKSTERJONG. Veel jongens woelen in het land, en kletsen met hun hand, in 't zand: Kalle, kalle, kalle! Het malle ding komt, bont en vet, tot hen getrippeld, tred voor tred, Het wipstaart, schuddebolt, verzet heel zoetjes zijn kallevoetjes; doet, met pretentie, zijn reverentie; kropt even, en belet zichzelf met welgevallen, net als Juffer Niemendalle. En, op den zandweg, proesten alle het uit van pret. 20 Echo's, Gent (A. Siffer) 1900, 131 p. 49 Gedichten, Amsterdam (S.L. Van Looy) 1907, 224 p. 56 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p. 61 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p. 21 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p. 25 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.